Nieuw: videoportret over Dalilla Hermans #NTGent

De eenzaamheid die zo centraal stond in her(e) leeft niet meer bij de jongeren uit Us, (k)now’. In dit videoportret vertelt Dalilla Hermans, huisartiest bij NTGent, over haar nieuwe voorstelling met acht zwarte tienermeisjes, de onvergetelijke midweek die ze samen doorbrachten en hoe anders ze zelf was als puber.

Dit seizoen maken we samen met NTGent een reeks videoportretten over de huisartiesten en hun nieuwe voorstellingen. Ontdek wie ze zijn, wat hen drijft en hoe hun nieuwe productie voortbouwt op hun oeuvre.

Benjamin Verdonck: ‘Nederland is bijna exotisch geworden’ #Kroongetuigen

In het kader van 40 jaar de Brakke Grond presenteren we het komend seizoen een serie portretten van bekende kunstenaars die een persoonlijke relatie hebben het Vlaams Cultuurhuis in hartje Amsterdam. Via deze Kroongetuigen komt het verhaal van vier decennia tot leven, in de vorm van videoportretten en tekstverhalen. 

In deze nieuwe aflevering bezoeken Jens Dewulf en Alex Pistorius het atelier van theatermaker Benjamin Verdonck. Hij toont er de kleine baroktheaters die hij bouwt en vertelt met warme gloed over zijn herinneringen aan De Brakke Grond in Amsterdam, onder meer over die keer dat Toon Tellegen in het publiek zag en dat Verdonck takken voor het decor van zijn allereerste voorstelling ging snoeien op het Rembrandtplein.

Kroongetuigen is een samenwerking tussen de Brakke Grond en De Zendelingen.

“In mijn voorstellingen kan de toeschouwer zich onttrekken aan een wereld die ons voortdurend dwingt om keuzes te maken.” 

Ik was te jong om het bewust mee te maken en toch ken ik de beelden van Benjamin Verdoncks Hirondelle/dooi vogeltje/the great swallow, een kunstinstallatie in de publieke ruimte die zowel Brussel, Rotterdam als Birmingham heeft aangedaan. Een gigantisch vogelnest in een moderne wolkenkrabber, je moet het maar doen. Verdonck is het vogeltje. Een speels vogeltje dat zich niet makkelijk laat vangen. Telkens wanneer je denkt zijn werk te kunnen vatten, doet hij iets nieuws. Hij beweegt zich schijnbaar moeiteloos tussen de rollen van acteur, theatermaker, schrijver, performanceartiest, beeldend kunstenaar en verwoed verzamelaar van van alles en nog wat. Op een frisse donderdagmorgen ontvangt deze speelvogel ons in zijn atelier dat zit weggestopt in de bossen van het Vlaamse dorpje Kapellen. Het is zijn woning en werkruimte, een plek die volgestouwd is met teksten en materialen die hem inspireren, als een nest in permanente opbouw. Maar geregeld verlaat hij het om zijn werk aan de wereld te tonen, meestal in Vlaanderen, maar altijd ook in de Brakke Grond.

Jens Dewulf

Benjamin Verdonck heeft al sinds zijn eerste stappen in de theaterwereld een band met Nederland. ‘Toen ik net afgestudeerd was, ben ik meteen bij Hollandia gaan spelen, bij Johan Simons en Paul Koek, die in Zaandam werkten’, vertelt hij. ‘Ik raakte ook bij andere gezelschappen betrokken, waaronder een aantal Nederlandse, zoals Dood Paard en Maatschappij Discordia. Zo kwam ik vaak in Nederland, ook met mijn eigen voorstellingen.’ Dat is ondertussen minder het geval: ‘Vroeger waren mijn tournees min of meer gelijk verdeeld over Vlaanderen en Nederland. Nu is dat anders. Mijn voorstellingen spelen nu veel vaker in Vlaanderen. Nederland is bijna exotisch geworden.’

Toch raakte hij de band met zijn noorderburen nooit volledig kwijt. Dat is voor een groot deel te danken aan de Brakke Grond: “Dat Vlaamse cultuurhuis blijft voor mij een vaste, loyale plek waar ik met mijn werk heen kan. Ik heb er bijna al mijn voorstellingen gespeeld en dat blijf ik ook doen.” De herinneringen zijn positief: “Naar de Brakke Grond gaan betekent: naar Amsterdam gaan. En dat betekent ook meestal: meer dan één keer spelen. Dus dat betekent: overnachten in Amsterdam. En dat betekent dan weer: uitgaan, en overdag mijn vrienden bezoeken die daar wonen. Naar de Brakke Grond gaan is altijd een feestje.” 

“Als je vaak op tournee gaat, zijn er zo van die plekken waar je als artiest een klein publiek hebt opgebouwd. De Brakke Grond is voor mij een van die plaatsen”, vertelt Verdonck. Maar op de vraag of hij verschillen ontwaart tussen de Vlaamse en Nederlandse toeschouwers, reageert hij afwijzend: “Ik zie niet echt een verschil. Ik wil dat onderscheid ook niet maken. Ik weet niet wie die mensen zijn of wat ze denken. Er wordt bijvoorbeeld al eens beweerd dat een Nederlands publiek uitbundiger is, dat het sneller laat merken wat het van een voorstelling vindt. Ik vind dat een fabeltje. De sfeer in een zaal heeft volgens mij vooral te maken met de aard van het werk en met de avond zelf. Mijn ervaring is dat het meestal één persoon of een groep van personen is die de aard van die avond bepaalt. Dat heeft helemaal niets met de locatie te maken, maar met de individuele mensen die daar aanwezig zijn.”

Tellegen en takken 

Soms zit er al eens een VIP in dat publiek. Verdonck heeft in 2008 samen met Willy Thomas een theaterbewerking gemaakt van Toon Tellegens verhalenbundel Misschien wisten zij alles: 313 verhalen over de eekhoorn en de andere dieren. Op een avond, toen Thomas en Verdonck in de Brakke Grond speelden, kwam de schrijver in hoogsteigen persoon een kijkje nemen: “Hij zat op de achterste rij. Hij was voortdurend aan het gniffelen. Ook op momenten dat de rest van het publiek niet aan het lachen was.” Verdonck kan bij die herinnering zijn lach zelf niet onderdrukken. “Dat was een heel bijzonder moment. Toon heeft sindsdien als een trouwe toeschouwer alle voorstellingen bezocht die ik in de Brakke Grond heb gespeeld. Hij is zelfs meerdere keren naar ‘zijn’ voorstelling komen kijken.”

Verdonck heeft wel meer zulke verhalen die een lach op zijn gezicht toveren. Hij vertelt ons over de allereerste voorstelling die hij ooit gemaakt heeft: Wat ik graag zou zijn als ik niet was wat ik ben. “Ik speelde die samen met een groep muzikanten, Think of One. Wij waren goede vrienden en we hadden ongelooflijk veel plezier om samen op tournee te gaan. Het was voor ons allemaal de eerste keer dat we dat deden.” Het decor van de voorstelling bestond uit een samengebonden bos takken, die in het grid hing. “Ik sprong dan vanuit dat grid in die takken. Zo begonnen we altijd. Maar toen wij in de Brakke Grond kwamen, hadden we geen takken bij. We gingen ervan uit dat die overal te vinden waren. Nu, Amsterdam is natuurlijk niet bepaald bebost… Er waren iets minder parken in de buurt dan wij hadden gedacht, dus dat was een heel avontuur om toch nog takken te vinden. Ik herinner mij dat ik twee uur voor de voorstelling nog met een zaag naar het Rembrandtplein ben gegaan om daar – zonder dat iemand het zag – takken af te zagen.”

Een kijkje in het kleine

De voorbije jaren heeft Verdonck vooral kijkkasten gemaakt, een theatervorm die hij zelf ‘tafeltoneel’ noemt. “Het zijn eigenlijk grote dozen”, verklaart hij, “die opgebouwd zijn zoals een klassiek barok theater. Dat betekent dat ze coulissen en backdrops hebben. Door middel van touwtjes – zoals dat vroeger ook gebeurde in de grote theaters – kan ik die luiken en schermen zowel horizontaal als verticaal doen verschijnen en verdwijnen. Gaandeweg ontwikkelt er zich een spel van licht en schaduw, van kleur en kleurloosheid.”

Voor Verdonck is het een logische evolutie naar een theatervorm waarin wat hij ‘de dingen’ noemt in de spotlights komen te staan. Materialiteit is dan ook een cruciale notie om zijn werk te begrijpen: “Ik houd enorm van de dingen”, zegt hij. “Ik heb altijd gezocht naar hoe de dingen een rol kunnen spelen in mijn werk. Met de jaren is die rol steeds groter geworden. Als metafoor – hoe gaan wij als mensheid met de materiële wereld om? – én als objecten met een autonoom bestaan. Ik wou ze een volwaardige plek op de scène gunnen. Daarom cijfer ik mezelf zoveel mogelijk weg. Dat is de reden waarom ik nu kasten maak die ik bedien, waarbij mijn aanwezigheid gewoon als aanwezigheid belangrijk is, niet zozeer als actor.”

In zijn atelier bouwt hij momenteel aan een mastodont van een kijkkast. “De grootste die ik ooit heb gemaakt”, glundert hij. Op 6 en 7 april 2022 brengt hij echter twee kleinere kasten mee naar de Brakke Grond voor een heuse double bill. “De eerste voorstelling van de twee heet Waldeinsamkeit. Dat betekent: het gevoel dat iemand ervaart bij het betreden van de natuur. Dat kan compleet overweldigend, zelfs angstaanjagend zijn in zijn grootsheid. In deze voorstelling ontvouwt zich een strakke architecturale ruimte waarin ik speel met licht en schaduw.” Het andere werk, Regenboog, is vrolijker qua thematiek: “Er zitten veel meer kleuren in, die voortdurend in elkaar verglijden.”

Positieloos

De toeschouwer die een verhaal verwacht, is eraan voor de moeite. “Het zijn eerder composities, zoals muziek en dans dat ook zijn”, verklaart Verdonck. “Beide voorstellingen beogen een moment te creëren waarin de toeschouwer zich kan onttrekken aan een wereld die ons dwingt om keuzes te maken, waarin we voortdurend positie moeten innemen. In mijn voorstellingen kan je je twee keer twintig minuten laten meevoeren naar een universum dat je compleet onbekend is.” Dat universum is er een van het minimalistische. Zoals hij van de dingen houdt, is Verdonck ook gefascineerd door het kleine – als vormelijk principe en in metaforische zin. “In het ‘kleine’ en ‘mindere’ – wat iedereen doorgaans beschouwt als ‘verlies’ – zit juist een hele waaier aan mogelijkheden”, betoogt hij. “In een hyperconcentratie ontplooit er zich een heel nieuwe wereld met heel nieuwe mogelijkheden. Dat is de beweging die we ook als mensheid moeten maken: het potentieel in het kleine zoeken.”

Tot slot blikken we nog even vooruit naar de toekomst. ‘Veel van mijn vroege voorstellingen waren “speelvogelvoorstellingen” vol levensdrift en dynamiek. De voorbije jaren voelde ik echter een behoefte aan rust, stilte en kleinheid. Waldeinsamkeit en Regenboog passen daar perfect bij: ze creëren een plaats waar je voor een korte tijd tot rust kunt komen.’ Maar die zoektocht naar sereniteit rondt hij nu af, meent hij. ‘Mijn zelfgekozen opdracht om mezelf als speler naar de achtergrond te duwen ten voordele van de dingen heb ik tot het uiterste gedreven – ik heb nu zelfs een grotezaalvoorstelling gemaakt waarin ik niet meer op de scène sta. Nu heb ik het verlangen om mezelf opnieuw op de scène te plaatsen als performer. Ik heb het verlangen om weer voorstellingen te maken die grappig en absurd zijn. Ik heb opnieuw zin om te spelen en om te lachen.’

Jan Rosseel: ‘Voor sommige dingen moet je een beetje je best doen, voor andere dingen is er Netflix’ #Kroongetuigen

In het kader van 40 jaar de Brakke Grond presenteren we het komend seizoen een serie portretten van bekende kunstenaars die een persoonlijke relatie hebben het Vlaams Cultuurhuis in hartje Amsterdam. Via deze Kroongetuigen komt het verhaal van vier decennia tot leven, in de vorm van videoportretten en tekstverhalen. 

In deze nieuwe aflevering interviewt Lotte Lola Vermeer beeldend kunstenaar Jan Rosseel over zijn band met De Brakke Grond, de geur van revolutie en het archief van De Bende van Nijvel.

Kroongetuigen is een samenwerking tussen de Brakke Grond en De Zendelingen.

———-

“De Brakke Grond was voor mij echt een laboratorium.”

Jan Rosseel (1979, Brussel) begon ooit met een studie Chinees waar hij fotografie als bijvak koos. Uiteindelijk studeerde hij documentaire fotografie in Den Haag. Als visueel verhalenverteller heeft Jan inmiddels een indrukwekkende palmares. Tussen steden als Dubai en Tokio, en media als The New York Times en Esquire Russia, prijkt ook de naam van de Brakke Grond. In 2016 kreeg Jan er de kans om zijn eerste grote solotentoonstelling Back-up te ontwikkelen, over zijn fascinatie voor ons geheugen en de relatie tot beeldvorming in de media. Jan presenteerde een eclectische mix met onder andere werken rond Tintin in Congo, kleurgebruik bij Guantanamo Bay en IS, en gemanipuleerde archiefbeelden van dictators. Ik ontmoet Jan online. Ik ben nieuwsgierig naar die veelvormigheid van zijn werk en wat de Brakke Grond daarin heeft betekend.

“Vanuit een opleiding als fotograaf ben je toch eerder geneigd om een vrij traditionele presentatievorm te kiezen: je lijst iets in, en dan hang je het aan de muur en that’s it. Ik kreeg zoveel ruimte, ik dacht: ik moet hier gewoon van profiteren.” Jan ziet daarin de kracht van de Brakke Grond. “Het is een plek om heel veel uit te proberen. Ik kwam destijds nog maar net kijken. De Brakke Grond was voor mij echt een laboratorium.”

Een carte blanche van 600m2

Door de veelheid aan ideeën werd Jans eerste solo-expositie meteen een drieluik in coproductie met Museum Dr. Guislain in Gent en Stroom in Den Haag. Jan zou het werk tussen de exposities verder blijven ontwikkelen, in zoverre dat iedere deel een andere focus kreeg en nieuw werk bevatte. In de Brakke Grond toonde hij deel 1 van Back-up, gericht op media. Het tweede deel kreeg de psyche als focus; deel drie zou gaan over politiek en was volledig gericht op Nicolae Ceausescu, de Roemeense communistische dictator. Jan vertrok voor alle drie de delen vanuit beeldvorming in de media en de betrouwbaarheid van ons geheugen, maar alle exposities zouden heel andere uitwerkingsvormen bevatten.

“Eigenlijk kreeg ik een carte blanche van de Brakke Grond. Er was een budget waar ik rekening mee moest houden en ik had – ik kan mij vergissen – zo’n zeshonderd vierkante meter ter beschikking. In feite werd de hele Brakke Grond gebruikt.” (lacht) De ruimte die Jan kreeg bij de Brakke Grond heeft hem als kunstenaar absoluut beïnvloed. “Het zette me aan om veel meer ruimtelijk werk te maken.”

James Foley, de geur van revolutie en lunchtafels

Verspreid over anderhalf jaar tijd, kreeg Jan de mogelijkheid om heel veel te creëren. Binnen de Brakke Grond werd hij bijgestaan door de expertise van Veerle Devreese en Rogier Payens (destijds resp. programmeur visuele kunsten en hoofd techniek, red) en hij ging ook nieuwe samenwerkingen aan. “Met choreograaf Jasper van Luijk werkte ik rondom de onthoofding van James Foley (de journalist die werd gevangengenomen en vermoord door IS, red.). We lieten een danser en een mimespeler reageren op die video. Het was geen re-enactment, maar we vroegen hen uit te beelden welke tussenmomenten er waren. Het werd een interpretatie van het contact tussen Foley en de onthoofder.” Die video werd ook getoond in Back-up in de Brakke Grond. In Den Haag, bij Stroom, lag de focus volledig op geur, wat weer een heel nieuw element was in Jans werk. “Dat was fantastisch, ik kon samenwerken met Tanja Schell die geuren maakt,” vertelt hij. “Kerstmis heeft een vrij typische geur, vind ik. Maar we onderzochten ook iets lastigere geuren, zoals: hoe ruikt revolutie?”

Los van de uiteindelijke exposities heeft Jan ook nog een aantal zij-evenementen georganiseerd in de Brakke Grond, waaronder Lunch for Thought, een idee dat hij had naar aanleiding van zijn onderzoek aan het Netherlands Institute for Advanced Studies. “Daar bij de lunch was sterk aanbevolen om altijd aan een andere tafel te zitten. Zo zou je steeds nieuwe mensen ontmoeten en nieuwe gesprekken voeren.” 

Dat idee werkte zo goed dat Jan het ook bij de Brakke Grond heeft geïmplementeerd. Hij nodigde een aantal maal verschillende mensen uit die hij enkele vragen mee gaf. “Ik vond het belangrijk dat we een goede mix hadden, dus waren er wetenschappers, kunstenaars, curatoren en critici.” De tafel waar ze aan zaten diende als kladblok waarop geschreven kon worden. “Soms stond er bijna niets op, andere tafels werden helemaal vol geschreven.” Jan haalde niet alleen ideeën uit die gesprekken, maar de tafelbladen werden uiteindelijk ook in de Brakke Grond geëxposeerd.

“Voor sommigen dingen moet je ook gewoon een beetje je best doen, en voor de andere dingen heb je Netflix.”

Verschil in context

Ook publieksreacties beïnvloedden Back-up. Na de expositie in de Brakke Grond kreeg Jan bijvoorbeeld de feedback dat de tentoongestelde werken niet altijd voor iedereen gemakkelijk te volgen waren. “Op korte termijn leerde ik wat werkte en wat niet. Per tentoonstelling van Back-up is de focus daarom ook strakker geworden. Voor sommige dingen moest je echt ingelezen zijn om een bepaalde link te snappen.”

Op de vraag hoe Jan hierin de balans vindt, antwoordt hij lachend: “Soms vind je die en soms vind je die niet. Het is altijd heel lastig om in te schatten hoeveel achtergrondinformatie de toeschouwer heeft.” Jan vindt het belangrijk dat de toeschouwer zelf de ruimte krijgt om een werk te interpreteren. “Ik wil niet dat het volledig hermetisch is, en ik wil ook niet didactisch zijn, dus word je als toeschouwer ook een beetje aan je lot overgelaten. We consumeren al zoveel. Voor sommigen dingen moet je ook gewoon een beetje je best doen, en voor de andere dingen heb je Netflix.” (lacht)

Als Jan eenzelfde tentoonstelling op een andere plek brengt, past hij die ook aan de lokale context aan. Dat was bijvoorbeeld zo bij Belgische herfst, een project vanuit archiefmaterialen rond de Bende van Nijvel. ”Dat is België een vrij bekend verhaal, dus die tentoonstelling zag er daar anders uit dan in het FOAM in Amsterdam. Ik heb het ook in Tokio tentoongesteld. Daar heb ik veel meer context gegeven omdat de mensen het verhaal niet kennen. Bepaalde beelden werken voor een Belg anders dan voor een Nederlander of een Japanner.”

Dansend de toekomst in

Momenteel houdt Jan zich bezig met een project over de rol van defensie. “Ik werk rond the military industrial complex. Een term die in 1961 door Amerikaans President Dwight Eisenhower onder de aandacht werd gebracht en draait om de rol van de militaire blik op ons huidige en dagelijks leven. Dit hele gesprek is ook mede mogelijk gemaakt door militaire ontwikkelingen.” Hij wijst expliciet naar zijn beeldscherm en de camera. “Zoom, Skype, het internet in het algemeen, zelfs deze camera is een doorontwikkeling van een mitrailleur.”

Eigenlijk heeft hij te veel ideeën om in één leven te kristalliseren, vertelt hij. “Soms slaap ik daar slecht van, maar 95 procent van de ideeën kan ik overigens meestal gewoon verticaal klasseren.” (lacht).

Ik vraag hem naar de dromen die hij nog heeft. “Ik zou best ook nog wel een leven als architect willen doorbrengen, maar het is jammer dat je dan rekening moet houden met praktische ambtelijke zaken en de zwaartekracht. Ik zou het trouwens ook heel tof vinden om goed te kunnen dansen, dat is niet per se iets wat ik ambieer. Het lijkt me wel echt fantastisch.”

Aangezien Jan al een heel arsenaal aan verschillende vormen heeft gepresenteerd, ben ik nieuwsgierig of we hem zelf ooit nog in een performance kunnen verwachten. 
“Ik als danser?” Eerst lacht hij hardop, maar dan lijkt hij het toch niet volledig uit te sluiten. “Dat weet ik niet eigenlijk… misschien ooit.”

Circus Ronaldo en THERE THERE Company: zo vader, zo zoon?

Valt de vader niet ver van de zoon? We vragen het aan twee duo’s die samen op de planken staan: Danny en Pepijn Ronaldo (van Circus Ronaldo) en Toon en Eugeen Van Gramberen (van THERE THERE Company).

Hoe is het om samen de scène te delen? Kan de vader ook de moeilijke stunts nog? En is hun band gegroeid? Ontdek het hier!

Deze videoreeks is een productie van De Zendelingen in opdracht van Cultuurtuin Waas. ‘Sono Io?’ van Circus Ronaldo speelt van 29 april tot 1 mei 2022 in de Tent Baenslandwijk, via CC Sint-Niklaas. ‘Carrying my father’ van THERE THERE Company is te zien op 19 maart 2022 in CC Lokeren.

Nieuwe podcast over figurentheater!

‘Figuurlijk’ is de nieuwste podcast van De Zendelingen. Xandry van den Besselaar en Anke Van Meer duiken in de wondere wereld van het figurentheater, naar aanleiding van de tiende editie van het Boze Wolf Festival door CC Het Gasthuis in Aarschot.

#1 Poppentheater

In de eerste aflevering verdiept Xandry zich in poppenspel. Ze bezoekt het atelier van figurentheater FroeFroe in Antwerpen, waar ze spreekt met bezieler Marc Maillard. In Amsterdam gaat ze langs bij Ulrike Quade, de meest toonaangevende poppentheaterregisseur uit Nederland.

Een podcast over dingen die poppen kunnen en mensen niet. Over de ogen van de pop, die misschien wel het belangrijkst zijn. En over het vergeten van de acteur. Veel luisterplezier!

‘Je vergeet al die spelers, dat is ongelooflijk!’ (Marc Maillard)

‘Het is een soort magie, een bezieling.’ (Ulrike Quade)

Luister op Soundcloud, Spotify en Apple Podcasts

#2 Papiertheater

In de tweede aflevering verdiept Anke zich in de wondere wereld van papier en bezoekt ze de ateliers van theatermakers Annelies Van Hullebusch en Griet Herssens.

Een podcast over knippen, lijmen, scheuren, plakken en weer opbouwen. Over miniatuurwerelden van papier, over licht en schaduw, over verbeelding en fragiliteit. Veel luisterplezier!

‘Neem gewoon papier, schaar en een cutter en je kan meteen dingen in elkaar flansen en uittesten’ (Griet Herssens)

‘Het is toch de max om één A4’tje te pakken, er iets uit te snijden en er een lichtje op te zetten en je hebt meteen een schaduw van meters groot’ (Annelies Van Hullebusch)

Luister op Soundcloud, Spotify en Apple Podcasts

#3 Objecttheater

In de derde aflevering verdiept Xandry zich in de wondere wereld van het objecttheater en bezoekt ze de ateliers van theatermakers Benjamin Verdonck en Charlotte Bouckaert.

Een aflevering over objecten die een verhaal vertellen. Over kijken. En over het verdwijnen van de acteur. Veel luisterplezier!

‘In mijn werk staat het kijken centraal. Als je me zou vragen hoe mijn glas er uitziet waar ik dagelijks uit drink, vind ik dat al een heel lastige vraag.’ (Charlotte Bouckaert)

‘Dit is mijn taal. Dit is wat ik wil vertellen. Waar ik eigenlijk naar op zoek was, waren… dingen.’ (Benjamin Verdonck)

Luister op Soundcloud, Spotify en Apple Podcasts

Figuurlijk’ is een podcast van De Zendelingen voor de tiende editie van het Boze Wolf Festival, een organisatie van CC Het Gasthuis in Aarschot. 
Concept en stemmen Anke van Meer en Xandry van den Besselaar | Montage en interviews Xandry van den Besselaar | Met dank aan Filip Tielens

Headerfoto: Vrouw of Vos van Ulrike Quade Company (c) Bas de Brouwer

De Koe: ‘In Nederlandse zalen is er een snellere communicatie dan Vlaamse theaters’

In het kader van 40 jaar de Brakke Grond presenteren we het komend seizoen een serie portretten van bekende kunstenaars die een persoonlijke relatie hebben het Vlaams Cultuurhuis in hartje Amsterdam. Via deze Kroongetuigen komt het verhaal van vier decennia tot leven, in de vorm van videoportretten en tekstverhalen. 

In de nieuwe aflevering interviewt Jonathan van der Horst het kernteam van De Koe: Willem de Wolf, Natali Broods en Peter Van den Eede. Ze vertellen over waarom hun rechttoe-rechtaan-theater zo aanslaat in Nederland en hoe Peter in 1981 op zijn achttiende hoorde over het ontstaan van een Vlaams Cultuurcentrum in Amsterdam. Daarnaast lichten ze ook een tipje van de sluier op over hun nieuwe voorstelling DAVID, die door de corona-maatregelen voorlopig nog niet kan spelen in De Brakke Grond.

Kroongetuigen is een samenwerking tussen de Brakke Grond en De Zendelingen.

———–

De KOE in drie kleuren

‘Of je dat hele verhaal even opnieuw kan doen?’, vraagt Willem de Wolf aan zijn compagnon Peter Van den Eede nadat net een doortrekkend toilet ruw de video-opname van ons interview heeft verstoord. Het had zo een regel uit een scène van Compagnie de KOE kunnen zijn. Het Antwerpse theatergezelschap, momenteel bestaande uit Willem de Wolf, Peter Van den Eede en Natali Broods, maakt al ruim 30 jaar furore met voorstellingen vol metatheatrale grapjes, autobiografische uitweidingen en ogenschijnlijk willekeurige filosofische beslommeringen, die samen telkens weer een groter verhaal vormen dan ze in eerste instantie misschien doen vermoeden. De Brakke Grond mag al bijna dertig jaar deel van dat verhaal uitmaken. Daarom leek het ons een goed idee om, in deze donkere wintermaanden, naar het gezamenlijke verleden, heden en de toekomst te kijken. Maar dan niet, zoals bij Dickens, in de vorm van drie geesten, maar in de drie kleuren waarmee de KOE zelf ooit de hele westerse geschiedenis probeerde samen te vatten: zwart, rood en wit. 


Zwart: het verleden

Er zullen maar weinig mensen zijn die zich het ontstaan van de Brakke Grond nog actief kunnen herinneren. Maar Peter Van den Eede is zo’n persoon. ‘Ik herinner mij nog dat toen ik achttien jaar was, ik op het nieuws zag dat er een Vlaams Cultuurhuis in Amsterdam was geopend. Ik kan me nog altijd voor de geest halen hoe ik toen voor de tv zat. Als ik nu in de Brakke Grond kom spelen, moet ik nog altijd aan dat moment terugdenken.’ Maar dat de band al zo vroeg gesmeed werd, betekent niet dat het ook meteen klikte. ‘Zo’n 30 jaar geleden was er een programmator in de Brakke Grond die ons helemaal niet mocht.’, vertelt hij verder. ‘We deden het voor de rest wel goed in Nederland. Op dat moment speelden we eigenlijk meer in Nederland dan in Vlaanderen, maar hij moest niks van ons hebben. Alleen werd hij op een bepaald moment ziek. Toen hij zieker en zieker werd, wilde hij ons als geste toch een kans geven en programmeren. Zo werden we toegelaten tot de Brakke Grond. Ik vond dat zo’n ongelofelijk mooi gebaar. Ik zal het nooit vergeten.’

Hoewel Willem de Wolf toendertijd nog helemaal niet bij de Koe betrokken was, heeft ook hij erg warme herinneringen aan zijn eerste aanraking met het Vlaams Cultuurhuis. ‘De eerste keer dat ik in de Brakke Grond speelde, was in 1995 met mijn gezelschap Kas & de Wolf. Ik weet nog heel goed hoe het was om toen als redelijk beginnende theatermaker in zo’n huis aan te komen en dan een band met de techniek te proberen krijgen. Je werd als nieuweling natuurlijk altijd een beetje gewantrouwd. Ze wilden je een beetje testen om te zien wat voor vlees ze in de kuip hadden. Ik weet nog dat er een technicus was, Hans, altijd gekleed in spijkerpak, die dan een beetje achterover geleund ging zitten kijken of wij wel een beetje leuk waren. Maar als je dan een paar goede grappen maakte, waaruit bleek dat je humor had, dan deden ze ook alles voor je. Ik heb de techniek van de Brakke Grond altijd ongelofelijk goed gevonden.’ 

Natali Broods haakt daarbij aan: ‘Ja, je bouwt na een tijdje echt een band op met zo’n plek en met de mensen daar. Met elke voorstelling die we maken passeren we wel in de Brakke Grond. Ondertussen spelen we wat minder in Nederland dan in de tijd waar Peter over spreekt, maar het is fijn om er met de Brakke Grond een vast anker te hebben. Ik vind het ook altijd leuk dat we daar meerdere keren achter elkaar spelen. Dat je niet al ‘s avonds terug naar huis moet. Telkens als we er aankomen is het weer: “Hehe, Amsterdam.” Altijd datzelfde parcourtje, altijd hetzelfde hotel, maar wel met een andere voorstelling en andere collega’s. Ik vind dat erg fijn.’


Rood: het heden

Hoewel het gezelschap door de jaren heel erg geëvolueerd is, zijn er ook veel dingen hetzelfde gebleven. De KOE zet zelfs geregeld werk van vroeger terug op het programma. Zo hernamen Peter en Willem vorig jaar De Nijl is in Caïro aangekomen en dit seizoen staat er, mits corona het toelaat, een vervolg op De man die zijn haar kort liet knippen op het programma. ‘Het is gewoon leuk dat we in al die jaren heel veel repertoire hebben opgebouwd,’ zegt Peter. ‘Nu is dat anders, maar vroeger waren wij één van de weinige groepen die eigen stukken maakte. Dus nu we een eigen repertoire hebben, is het ook leuk om dat af en toe weer door de bril van nu te bekijken en te zien op welke manier het nog steekhoudt. Zien of we er nog een nieuwe dimensie aan kunnen toevoegen.’ 

‘Ja, het is altijd wel fijn om de dingen weer te herzien,’ neemt Willem over. ‘Ik heb zelf niet in het origineel van De Nijl is aangekomen in Caïro meegespeeld, maar gek genoeg merkte zelfs ik al snel dat het materiaal ons nu eigenlijk beter ligt. Omdat we zelf ook ouder zijn geworden en de tijd waarin we kunnen terugblikken langer is geworden dan de tijd waarin we vooruit kunnen kijken. De voorstelling gaat daar ook over. De tekst had dus een nieuw soort belang gekregen.’ Peter voegt al lachend toe: ‘Hoe ouder we worden en hoe meer we hernemen, hoe relevanter we eigenlijk worden.’

Maar af en toe is er ook wel de behoefte om patronen te doorbreken. Daarvoor werkt het gezelschap veel samen met andere theatergroepen, zoals met het Nederlandse gezelschap mugmetdegoudentand en – in de voorstelling DAVID of hoe we ons bedacht hebben – met Hof van Eede en De Nwe Tijd. ‘Het is heel noodzakelijk om met zijn drieën geïnspireerd te blijven en een bepaalde frisheid te behouden’, zegt Willem. ‘Daarbij is het goed om af en toe met anderen samen te werken. Het is ook fijn om de manier waarop wij schrijven en spelen met anderen te kunnen delen en te specificeren door met andere werkwijzen geconfronteerd te worden.’ Ook Natali beaamt het belang daarvan: ‘Het is natuurlijk ook zo dat wij altijd met één vrouw en twee mannen op scène staan. Daarom is het interessant om af en toe met die verhoudingen te kunnen spelen en de dynamiek die daaruit voortkomt te doorbreken.’


Wit: een nieuw begin

Die verhoudingen zullen de komende tijd sowieso permanent veranderen. Vanaf 2022 fuseert de KOE namelijk met Hof van Eede om samen DE HOE te worden. ‘De naam verwijst naar de twee gezelschappen,’ vertelt Peter. ‘De “Ho” van Hof en de “oe” van Koe. Maar buiten dat verwijst het vooral naar de belangrijkste vraag die de kunstenaar zich moet stellen: “Hoe doe je het?” En dan is er ook nog die verwijzing naar de rockgroep (The Who, red.), maar die is minder van belang.’ (lacht)

Gevraagd naar het waarom van deze fusie komen zowel praktische als artistieke beweegredenen bovendrijven. ‘Hof van Eede was nog niet structureel gesubsidieerd’, zegt Natali. ‘Zij werkten van project naar project en hadden bijvoorbeeld ook nog geen eigen kantoor met zakelijke en productionele functies. In een maatschappij waarin wij toch van alles en nog wat delen, van auto’s tot fietsen en zelfs steps, dachten we dat het misschien wel een goed idee zou zijn om dat soort dingen ook meer samen te doen.’ 

‘En daar komt bij dat als je als gezelschap meer dan 30 jaar bestaat’, aldus Peter, ‘je op een bepaald moment ook moet beginnen nadenken over hoe je dat op een relevante manier wilt verder zetten. Wij worden zelf ouder, maar tegelijkertijd komen er bij de KOE heel veel jongeren kijken en krijgen we vaak de vraag om bij ons te komen spelen. Dat is super fijn, maar tegelijkertijd hebben wij vaak niet de middelen om dat te kunnen doen. Dus zochten we naar een manier om dat in de toekomst meer mogelijk te maken.’

‘Ik vind het knap dat het Peter toch altijd lukt om niet als een bezetene aan dat gezelschap van hem vast te houden,’ zegt Willem. ‘Om het roer telkens weer helemaal om te durven gooien. Elke keer opnieuw. Het is niet evident om na 30 jaar te besluiten dat een gezelschap een nieuwe naam en een nieuwe samenstelling moet krijgen. Ik vind dat gedurfd. Het is altijd maar de vraag hoe het uitpakt, maar het getuigt in ieder geval wel van artistieke lef.

Door: Jonathan van der Horst

De 7 hoogtepunten van 2021

Hopelijk bracht het voorbije jaar voor jou veel geluk, creativiteit en rust – ondanks het verdomde coronavirus, dat het theater maanden verlamde.

Virus of niet: bij De Zendelingen zaten we niet stil. In volle lockdown draaiden we onze eerste tv-reeks over dans en in de zomermaanden volgden we de revival van Ten Oorlog in ons podcastdebuut.

Speciaal voor u presenteren we hier de 7 projecten die ons jaar kleurden, omdat ze tonen hoe wervelend theater en dans kunnen zijn en welke impact ze hebben op publiek én de (jonge) performers.

Veel plezier ermee, fijne feesten en tot in 2022!

Team Zendelingen

#1 Dansmakers van morgen

Wie zijn de choreografen waren we de komende tijd van zullen horen?

Met die vraag trokken Zoë Demoustier (zelf een jonge en talentvolle dansmaker), regisseur Filip Tielens en videast Alex Pistorius dit voorjaar langs repetitiestudio’s in Vlaanderen en Brussel.

Het resultaat is de negendelige reeks Dansmakers van morgen, die een prachtig beeld geeft van de huidige variëteit aan dansstijlen en -makers, van house dance (Zach Swagga) tot hardcore (Lisa Vereertbruggen) en hiphop meets hedendaags (Lucas Katangila).

De reeks, die te zien was op tv-zender Podium 19 en VRT NU en waarvoor we samenwerkten met Dag van de Dans, is onze grootste productie tot nu.

#2 Ten Oorlog podcast

Waarom was Ten Oorlog zo legendarisch? En is het dat nog steeds? 

In onze vijfdelige podcastreeks bezoekt audiomaker Anke Van Meer de repetities van het jonge collectief Camping Sunset én de hoofdrolspelers van de originele, legendarische theatermarathon uit 1997.

Wat was de impact van Ten Oorlog op de toen piepjonge Kyoko Scholiers? Hoe creëerde Tom Lanoye zijn monument van taal? Waarom verliep volgens Luk Perceval het creatieproces zo tumultueus? Hoe kroop Wim Opbrouck in de huid van Richaar Deuxième? En last out not least: wat vonden de acteurs van de Blauwe Maandag Compagnie van de revival van Ten Oorlog?

Nog steeds te beluisteren via SoundcloudSpotify en Apple Podcasts.

#3 Kroongetuigen

Wat is de band van Vlaamse artiesten met Nederland?

In het kader van 40 jaar de Brakke Grond presenteren we tot mei 2022 een serie portretten van bekende kunstenaars die een persoonlijke relatie hebben met het Vlaams Cultuurhuis in hartje Amsterdam. 

Met hen hebben videast Alex Pistorius en een wisselend team interviewers van De Zendelingen het over de verschillen tussen Vlaams en Nederlands publiek, doorbreken in Nederland en de kloof die lijkt gegroeid te zijn tussen het theater in beide gemeenschappen.

Lees hier tekstinterviews met BOG. en met muzikant Bert Dockx, of bekijk+lees hier de interviews met Miet Warlop en Ontroerend Goed.

#4 Teenage Songbook of Love and Sex

Hoe denken jongeren over liefde, seks en relaties?

En als ze erover zouden zingen, hoe klinken die nummers dan? Alex Pistorius en Filip Tielens volgden de repetities van Teenage Songbook of Love and Sex op NEXT Festival in Kortrijk en spraken er met Yuko, Titouan en Léonie over verlangen naar een grote liefde, casual sex en aseksualiteit.

#5 TheaterTinder

Zal Lotte Lola een date vinden om mee te gaan naar NEXT Festival?

Na Deinze vervolgen Lotte Lola Vermeer en videast Emmanuel van der Beek hun zoektocht naar een theaterdate in Kortrijk. Vinden ze iemand om hen te vergezellen naar KillJoy Quiz van Luanda Casella? En wat zal die persoon dan vinden van deze pittige denkoefening vermomd als televisiequiz?

#6 Polyfonie bij de bakker

Wat doet gregoriaanse en polyfone muziek met een publiek?

Het Psallentes-ensemble zong drie zaterdagen lang in de (lege) Leuvense bakkerij De Broodenier. Voor deze intieme concerten kon het publiek kiezen uit een lijst nummers, gekruid met geuren, smaken en beelden.

Emmanuel van der Beek en Filip Tielens polsten bij de bezoekers welke emoties en associaties de prachtige oude muziek bij hen oproepen.

#7 De Biechtstoel

‘Ik ga na het zien van dit stuk nog eens goed nadenken over mijn relatie.’ 

Veel eerlijke, onverbloemde reacties over liefde, ziekte en dood in de laatste Biechtstoel van 2021, over Geen Kersentuin van Compagnie Cecilia in CC Sint-Niklaas.

Team Biechtstoel bestaat onder meer uit vragenstellers Simon Bellens, Niels Nijs, Mia Vaerman en Eva Vanderstricht; biechtbegeleiders Hannah Lyssens en Marrigje Spoelstra; tekenaars Eva Vaes, Judith Mertens, Saar Vandenheede, Jannes De Schrijver en Younes van den Broeck; monteurs Eva Vanderstricht en Matthias Corneillie en publisher Filip Tielens.

Bert Dockx: ‘Ik slaap graag in mijn eigen bed’ #Kroongetuigen

In het kader van 40 jaar de Brakke Grond presenteren we het komend seizoen een serie portretten van bekende kunstenaars die een persoonlijke relatie hebben het Vlaams Cultuurhuis in hartje Amsterdam. Via deze Kroongetuigen komt het verhaal van vier decennia tot leven, in de vorm van videoportretten en tekstverhalen. 

In de vierde aflevering interviewt Jonathan van der Horst muzikant Bert Dockx: een gesprek onder de warmtelamp van een Antwerps terras over de impact van corona, zijn band met de Brakke Grond en waarom hij liever daar dan in Slovenië speelt.

Kroongetuigen is een samenwerking tussen de Brakke Grond en De Zendelingen.

‘Ik slaap graag in mijn eigen bed’

 door Jonathan van der Horst

Onder normale omstandigheden is Bert Dockx misschien wel de drukst bezette muzikant van de Lage Landen. Naast het werk met zijn bands Flying Horseman, Dans Dans en Ottla, lukte het hem de afgelopen jaren ook nog om een soloproject en een berg muziek voor film en theater uit zijn mouw te schudden. Hoewel corona ogenschijnlijk geen gat in Dockx zijn productiviteit heeft geslagen en de vierde of vijfde golf inmiddels al weer flink aan het oprukken is, blijft het goed idee om elkaar eens in de zoveel tijd terug op te zoeken. Voor iemand die naar eigen zeggen al dertien keer in de Brakke Grond heeft gespeeld, doen we dat dan ook maar al te graag. Daarom praten we onder de warmtelamp van een Antwerps terras bij met Bert Dockx over de impact van corona, zijn band met de Brakke Grond en waarom hij liever daar dan in Slovenië speelt.

Af en toe ook eens met vakantie gaan

‘Ik heb een bewogen periode achter de rug,’ zegt Dockx, terwijl hij een hap van zijn pompoensoep neemt. ‘Zoals voor veel mensen, was het begin van de eerste lockdown een beetje een schok voor mij. Ik ging net een album, Mothership, met Flying Horseman uitbrengen. Die release viel dus compleet in het water. Tegen de tijd dat de boel terug op gang kwam, was ik dan ook eerst heel blij. Maar ik ben ook wel beginnen beseffen dat het terug in gang schieten veel moeilijker voor mij was dan ik had verwacht. Ik ben inderdaad altijd heel productief geweest en heb daar ook altijd heel erg van genoten. De dingen overlapten bij mij vroeger heel erg. Terwijl ik de ene plaat aan afwerken was, was ik de volgende alweer aan het voorbereiden. Maar de gedwongen rust van de coronacrisis heeft er ook voor gezorgd dat ik besefte dat het constant doorgaan van al die projecten niet altijd even gemakkelijk is voor mij. Ik moet zien dat ik in de toekomst genoeg ruimte inlas om af en toe ook eens met vakantie te gaan. Dat is iets wat ik eigenlijk nooit doe.’ 

Maar helemaal stilgezeten heeft Dockx dus ook weer niet. Naast de hierboven genoemde plaat met Flying Horseman, maakte Dans Dans in 2021, met mondmaskers op, hun nieuwe album Zink. Als alles goed loopt, touren ze daarmee de komende tijd weer door binnen- en buitenland, waarbij ze op 17 december ook het Bimhuis aandoen. Maar of corona de sound van de plaat ook mee heeft bepaald, durft Dockx niet te zeggen: ‘Voor de buitenwereld is er niet veel veranderd, denk ik. Sommige mensen hebben ons dat ook al kwalijk genomen, maar als we samenspelen met Dans Dans is er een heel onmiskenbare en sterke sound. Ik denk dat weinig bands zo’n heldere identiteit hebben. Maar daarbinnen zijn er wel nuanceverschillen per plaat. Ik denk wel dat de balans tussen de drie instrumenten op dit album heel gelijkmatig is. Iedereen staat in the picture. Daarnaast is Dans Dans stilistisch doorheen de jaren ook altijd maar meer rock geworden. We zijn altijd geïnspireerd geweest door jazz, dat is onze gemeenschappelijke achtergrond, maar dit is ook wel echt een rockplaat.’

Reizen is eigenlijk niet echt mijn ding

Op de vraag of hij het live optreden ook gemist heeft, komt Dockx met een opvallend antwoord: ‘Ook dat is veranderd. Albums of nieuwe muziek maken was voor mij vroeger altijd ondergeschikt aan het live spelen. Al die andere activiteiten zag ik enkel als manieren om te kunnen optreden. Ik wil mijn muziek uiteraard nog steeds zoveel mogelijk naar buiten brengen en zoveel mogelijk spelen, op zoveel mogelijk verschillende plekken. Maar tegelijkertijd is reizen eigenlijk niet echt mijn ding. Dat is misschien raar om te zeggen. De meeste muzikanten willen niks liever dan touren, zeker in het buitenland. Maar ik ben eigenlijk altijd blij om weer terug thuis te zijn. Ik slaap graag in mijn eigen bed. Ik vind het erger als een optreden in de Roma of de Handelsbeurs niet doorgaat, dan een optreden in Slovenië. Ook al speel ik veel vaker in die zalen. Ik doe eigenlijk niks liever dan in dezelfde zaal spelen. Ik heb dat met de Brakke Grond ook al vaak meegemaakt. Als ik in een zaal binnen kom waar ik al meerdere keren gespeeld heb, dan voel ik mij altijd direct thuis. Ik voel een band met die plek, een band met het publiek, ook al weet ik natuurlijk niet zeker dat het hetzelfde publiek is. Toch heb je het gevoel dat je iets verder bent ofzo. Dat je iets aan het bouwen of aan het verdiepen bent.’

Enkel in de Brakke Grond was het een enorm succes

In de Brakke Grond komt Dockx dus maar al te graag terug. ‘Het was één van de eerste plekken waar ik in Nederland gespeeld heb. Of toch zeker één van de eerste plekken met een bepaalde allure. Het leuke aan de Brakke Grond is het publiek. Dat komt echt om te luisteren. Het publiek komt er echt voor de inhoud, niet gewoon voor een avondje uit. Ook bij de mensen die er werken voel je hoe gepassioneerd ze zijn door hun werk. Bij elk optreden dat ik er al gegeven heb, waren er altijd ook veel toeschouwers. De eerste keer dat ik met Flying Horseman in andere zalen in Nederland speelde, was er vaak echt heel weinig volk. Wat normaal is, want niemand kende ons daar. Maar in de Brakke Grond heb ik eigenlijk geen herinnering aan een optreden waarbij er echt beschamend weinig publiek was.’

Gevraagd naar wat hem dan wel is bijgebleven van al die keren dat hij in het Vlaams Cultuurhuis optrad, komt hij niet uit bij de muziek, maar bij het theater: ‘Mijn sterkste herinnering aan de Brakke Grond was eigenlijk met een theaterproductie: Empedokles van Zuidpool. Dat was een productie waar wij enorm hard aan gewerkt hadden. Het was een stuk van meer dan twee uur met een heel moeilijke oude Duitse tekst, waar de acteurs enorm mee hebben zitten worstelen. Voor mij was het ook heftig, omdat ik de opdracht had gekregen om continu muziek te spelen, zodat er nergens een stilte zou vallen. Uiteindelijk waren we allemaal heel trots op de voorstelling. Het is veruit de leukste theaterproductie waar ik ooit aan heb meegewerkt. Maar in Vlaanderen werd het niet zo goed onthaald. De recensies waren matig en ook het publiek reageerde wat met gefronste wenkbrauwen. Maar toen we in de Brakke Grond speelden, was het daar ineens een enorm succes. De zaal zat vol, we voelden dat het publiek mee was en achteraf kwamen heel wat mensen ons zeggen hoe mooi ze het vonden. Ik heb nooit kunnen verklaren hoe dat nu precies kwam.’ 

Groeien en groeien

Wie bang was dat Dockx nu eerst met vakantie zou gaan, hoeft niet te treuren. In april zou er alweer een nieuw soloplaat op de planken moeten liggen. ‘Op mijn vorig soloalbum heb ik allemaal covers bewerkt. Ik heb nog een cover van The Velvet Underground liggen, waarvan ik een half jaar geleden bedacht dat ik die eigenlijk toch ooit eens op plaat wilde zetten. Eerst wilde ik alleen een EP uitbrengen, maar dat is beginnen groeien en groeien en uiteindelijk is het een volledig album geworden. Er doen een aantal bandleden van zowel Flying Horseman als Ottla, mijn experimentele jazzproject, op mee. Zowel muzikaal als qua bezetting is het dus een soort hybride geworden van de verschillende aspecten van mijn muzikantschap. Het heeft mij goed gedaan om eens iets te doen wat niet binnen het vast omlijnde kader van een band paste. Let op: Ik ben een grote fan van bands. Ik geloof heel hard dat lang samenwerken met dezelfde muzikanten tot iets speciaal leidt. Maar ik merk dat ik nu ook wel zin heb om dingen te doen die niet binnen zo’n kader passen. Ik denk dat er nog wel meer van zulke projecten gaan volgen.’

De eerste #Proloog: podcastinleiding met Zoë Demoustier

In Unfolding an Archive ontvouwt Zoë Demoustier het archief van haar vader, oorlogs- en rampenjournalist Daniel Demoustier. Haar danssolo stelt pertinente vragen over het filmen van en het kijken naar geweld en lijden, maar is tegelijk ook een intiem familieportret over de band met haar vader.

In de eerste aflevering van De Proloog vertellen hosts Eva Vanderstricht en Jens Dewulf samen met Zoë Demoustier alles wat u moet weten voor u naar de voorstelling komt kijken.